Translate

dinsdag 17 april 2012

AN, NPT en B-Nut













AN, NPT en B-Nut


AN

“AN” is een draadsoort die jaren geleden ontstaan uit een samenwerking tussen Aeronautical en Navy. Vandaar de naam.
De maatvoering van AN draad loopt van -2 (dash2) tot -32 en geeft de buitendiameter van de pijp aan in 1/16”.
AN fittings zijn “flare” fittings, dat wil zeggen dat de binnenzijde een flare (schuine kant) heeft van 37 graden. Dit komt overeen met JIC, de industriele variant van AN. Deze beide soorten kunnen in principe worden uitgewisseld.

Voorbeeld:
Een AN –12 is bedoeld voor een pijp (of leiding) van 12 x 1/16” buitendiameter. Dit is dus 12/16” = 6/8” = ¾” = ruim 19 mm.


NPT

“NPT” (National Pipe Thread) is een conische draad (3/4” per foot) en wordt gebruikt in verbindingen voor het transport van vloeistoffen, gas, stoom en hydrauliek.


De meeste adapters en aansluitingen hebben aan een kant NPT draad. Dit NPT (National Pipe Thread) geeft de maat aan van de binnendiameter van de pijp waarvoor hij is bedoeld. De meest voorkomende maten zijn: 1/8, ¼, 3/8, ½, ¾, 1, 1-1/4, 1-1/2 en 2 inch.

B-Nut

Zijn de moeren die gebruikt worden op de AN fittings. De benamingen corresponderen. De buitendiameter (sleutelweidte) is uiteraard groter.

Omdat niet altijd de pijp of leiding aanwezig is, is het soms moeilijk om te bepalen welke maat gebruikt moet gaan worden. Ter indicatie zijn hieronder de verschillende aansluitingen met hun diameter in milimeters gegeven.

vrijdag 13 april 2012

Conversie van Positief naar Negatief Massa














Massa Conversie van Positief naar Negatief

Introductie
Veel oudere (Engelse) auto’s hebben een electrisch systeem met een Positieve massa. Dit kan problemen geven als er moderne electronica wordt geinstalleerd. Het ompolen van een electrisch systeem van Positief naar Negatief Massa is dan nodig.

De volgende apparaten verdienen extra aandacht.

- RADIO
- ELECTRISCHE BRANDSTOFPOMP
- ELECTRONISCH ONTSTEKING SYSTEEM
- GELIJKRICHTER
- SIGARETTEN AANSTEKER

VOORBEREIDING

1. Zorg voor een gedetailleerd bedradingsschema. Dit kan handig zijn bij het opsporen van eventuele problemen.

2. Maak een lijst van alle electrische apparaten die ooit zijn vervangen.
Apparaten die “in veel gevallen” geen extra aandacht behoeven zijn:
- Verlichting (inclusief knipperlichten)
- Ruitenwissers
- Verwarmingsventilatoren (De meeste ventilatoren zijn niet polariteitgevoelig. Het kan zijn dat een moderne ventilator is uitgerust met een permanente magneet, in dit geval moet de bedrading omgedraaid worden)
- Startmotor
- Dynamo
- Dashboard meters (de originele olie, brandstof, temperatuur, toerenteller, kilometerteller zijn vaak ok. De bedrading van de Amperemeter moet altijd worden gewisseld. Ook als er moderne meters zijn ingebouwd moeten de bedrading worden gewisseld. In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn ze geheel te vervangen.)

3. Zorg er voor dat het contactslot UIT staat

4. Demonteer de accu

DE CONVERSIE

1. Demonteer ALLE polariteit-gevoelige apparaten zoals radio et cetera

2. Wissel de bedrading van de Amperemeter (indien aanwezig)

3. Wissel de bedrading van de overige dashboard meters indien nodig of vervang ze.

4. Wissel de bedrading op de Bobine (+ of CB, met – of SW). Hoewel de bobine ook werkt als de bedrading ongewijzigd blijft is de vonksterkte nog slechts 50% en kan dit problemen geven.

5. Als er een Solid State brandstofpomp is gemonteerd volstaat het om de twee draden te verwisselen. Als de brandstofpomp is uitgevoerd met maar 1 draad is het beter om een andere pomp te monteren dan om de bestaande pomp te isoleren.

6. Als alle electrische apparaten zijn omgepoold (of verwijderd) kan de accu aangesloten worden. Het kan zijn dat de accupolen een verschillende maat hebben waardoor de kabels niet passen. Monteer dan nieuwe kabels of vervang de accuklemmen.
a. Sluit nu de positieve accukabel aan op de positive pool van de startmotor (dus niet op de pool die naar “Aarde/Chassis” gaat).
b. Sluit dan de negatieve accukabel aan op Aarde/Chassis (dus niet naar de startmotor)

7. Dynamo Conversie
a. Demonteer de draad naar de “F” terminal (F staat voor Field)
b. Neem een stuk draad en maak een tijdelijke kortsluiting tussen de “B” terminal en de “F” terminal. Er zullen vonken overspringen, dit is normaal. Het overspringen van vonken “polariseerd” de dynamo. Doe dit ongeveer drie keer om er zeker van te zijn dat de dynamo van polariteit is gewisseld.
c. Sluit nu de gedemonteerde draad weer aan op de “F” terminal.

TESTEN

De auto zou nu normaal moeten starten. Is dit niet het geval controleer dan het volgende:

- Zijn alle draden goed gemonteerd?

- Is er een brandstofpomp gemonteerd die geschikt is voor Negatief Aarde? (of zijn de draden gewisseld als de pomp daar geschikt voor is)

- Is de bedrading op de Bobine correct? Controleer dit als volgt:
a) Zet de motor af
b) Haal een bougiekabel los, trek de isolatie naar achteren, en leg deze op de bougie (niet vast)
c) Zoek een scherp geslepen potlood (2B) en een geisoleerde tang
d) Hou de bougiekable vast met de tang en start de motor. Verwijder de bougiekabel langzaam van de bougie (nu moet er een vonk te zien zijn). Neem het potlood in de andere hand en breng de punt tussen de bougiekabel en de bougie. U zit nu een van twee dingen:
-->1 Een lange vlam de VAN het Potlood NAAR de Bougie;
-->2 of een lange vlam VAN de Bougie NAAR het Potlood.
(De richting geeft de richting van de vonk aan. Met andere woorden: De vonkrichting is VAN de Bougiekabel NAAR de Bougie, of VAN de Bougie NAAR de Bougiekabel. Ziet u 1) dan is de Bobine correct aangesloten. Ziet u 2) dan zit de bedrading verkeerd om)

- Controleer het ontstekingslampje. Bij het omdraaien van de contactsleutel moet dit gaan branden en na het aanslaan van de motor weer uitgaan. Ook bij een uitgeschakelde motor mag het niet branden.
a) Als het lampje NIET uitgaat als de motor draait dan is de Dynamo niet juist gepolariseerd
b) Als het lampje brandt wanneer de motor uit staat neem dan ONMIDDELLIJK de accupolen los en controleer de bedrading.

- Controleer de Ventilator op draairichting en verwissel de draden indien nodig

- Controleer alle dashboard meters op hun correcte werking

- Controleer de overige accessoires zoals: Ruitenwissers, verlichting et cetera

MAAK EEN DUIDELIJKE AANTEKENING IN DE MOTORRUIMTE DAT DE AUTO IS OMGEPOOLD NAAR NEGATIEF MASSA!!

woensdag 11 april 2012

Stoterstang Lengte en Tuimelaar Geometrie











Stoterstang lengte en Tuimelaar geometrie



Omdat de hedendaagse nokkenasprofielen steeds aggressiever worden, is het noodzakelijk om de gemonteerde klepveerdruk daar op aan te passen. Juist hierom is een correcte afstelling van de stoterstangen cruciaal en is er geen ruimte voor "ongeveer" of "zo kan het wel".


De Lengte van de Stoterstand en Klepgeometrie

Er zijn een aantal zaken van belang bij het bepalen van de juiste stoterstanglente, zoals:
- Dekhoogte van het cilinderblok
- Dekhoogte van de cilinderkop
- De lengte van de tuimelaarstuds
- Het merk, en het het specifieke ontwerp, van de tuimelaar
- Basis cirkel van de nokkenas
- Ontwerp van de lifter
- Klepsteel lengte

Elke motor configuratie heeft een eigen specifieke stoterstanglengte. Neem dus nooit aan dat een stoterstang in motor A ook gebruikt kan worden in motor B (zelfs niet wanneer de motoren identiek zijn).
Er zijn namelijk altijd verschillen die gecompenseerd moeten worden.

Om een juiste stoterstanglengte te bepalen is het aan te raden om de volgende stappen te volgen.

1. Gebruik een Verstelbare Stoterstang bij het bepalen van de Lengte

Koop NOOIT de stoterstangen die worden geadviseerd bij een bepaalde nokkenas. Pas tijdens het monteren is het mogelijk om de juiste lengte te bepalen. NIET eerder.


2. Bepaal de juiste Klep Geometrie.

Wat is de ideale lengte van de stoterstang? Een die een perfecte klep geometrie geeft! Wat is de perfecte klep geomterie? Wanneer de tuimelaar bij de halve lift precies in het midden van de klep staat! (zie figuur A)


3. Het Meten van de Stoterstang.

Het bepalen vand e juiste stoterstanglengte is redelijk eenvoudig. Het enige belangrijke is om te onthouden dat verschillende leveranciers de stoterstangen op een verschillende manier meten. De drie meest voorkomende zijn aangegeven in figuur B.

Theoretische lengte:
Hierbij wordt aangenomen dat er geen oliegaatje in de stoterstang zit. De radius aan het einde van de stoterstang is dus volmaakt rond. De lengte van een 5/16" met een oliegaatje van .100" is ongeveer .017" korter dan de theoretische lengte.

Exacte Lengte:
Dit is de lengte van de stoterstang gemeten over de totale lengte. Deze manier van meten is de meest voorkomende. Let er wel op dat de diameter van het oliegaatje de stoterstang lengte kan beinvloeden.

Meetlengte:
Dit is de meest ingewikkelde manier van meten maar ook de meest preciese omdat de invloed van de oliegaatjes niet worden meegenomen in de meting.
Om op deze manier de stoterstang lengte te bepalen, is een speciaal meetinstrument nodig.


Het meten van stoterstangen met een "cup" kan het beste gedaan worden door een stalen kogeltje van 5/16" in de cup te plaatsen en te meten (waarna de gemeten lengte met 5/16" wordt verminderd)